Vol goede moed gingen we met een selecte groep afgelopen zondag het veld in. Er was flink wat regen gevallen. Zeijen West was vorig jaar een grote tegenvaller, maar zoveel regen, moest er toch wel wat op te rapen zijn, zeker met zoveel ervaren mensen. We droomden van bladspitsen die door de lucht dwarrelden, tussen de andere blaadjes…
Het mocht echter niet zo zijn. De wind was zo hard dat we zelf bijna ons evenwicht verloren. Wel veel stenen, maar geen artefacten.
Na afloop schoot de landeigenaar ons aan. Of we toestemming hadden van de eigenaar? Een praatje met hem klaarde dan tenminste die lucht, met het verzoek bij een volgende zoektocht even te bellen.
Om deze teleurstelling te verwerken, togen we ’s middags naar Peest. Hier konden we haast niet teleurgesteld worden.
Giel verraste ons met een enorme kern (of is het een halffabricaat van een vuistbijl?), die hij had opgeraapt toen hij met Henk achter de rooimachine aanliep, een maand eerder. Het materiaal van de kern is zeer grofkorrelig; hierdoor was er bij hem twijfel gerezen of het een artefact was.
Na deze opsteker, gingen we het veld in, direct naar concentratie B. Het weer was inmiddels wat beter, en de zichtbaarheid behoorlijk goed, al lag er nog wat bladeren en aardappelloof. En natuurlijk grote plassen.
Het geluk lachte ons niet toe. Pas laat in de middag werd eerst door Marcel en daarna door Gijsbert een afslagje gevonden; beide waren nog gefragmenteerd ook.
Terug bij de auto’s troffen we boer Johan. We wisselden over en weer nieuwtjes uit. En we hielpen hem met het afdekken van de berg aardappels; het doek was eraf gewaaid.
De les van de dag was toch wel dat je storm kunt oogsten zonder wind te zaaien.